Het Nederlands kent mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.
Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen het lidwoord 'de', voor onzijdige woorden staat het lidwoord 'het'..
Kennis van het woordgeslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig) is nodig bij het bepalen van het verwijswoord.
Bijvoorbeeld:
- De ouderraad heeft zijn bezwaren schriftelijk ingediend bij de directie.
- De oudercommissie heeft haar bezwaren schriftelijk ingediend bij de directie.
- Het gerechtshof heeft zijn vonnis gewijzigd.
de ouderraad = mannelijk, er wordt dus naar verwezen met zijn
de oudercommissie is vrouwelijk, er wordt dus naar verwezen met haar
het gerechtshof is onzijdig, er wordt dus naar verwezen met zijn.
Lidwoorden
Lidwoord (lw):
- de, het, een
- Een lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord
- bepaald lidwoord (blw): de, het
- onbepaald lidwoord (olw): een
bepaald: de, het
Een bepaald lidwoord wordt gebruikt als bekend is wat het 'mens, dier, ding' precies is. voorbeeld: geef me 'de roos' = iedereen weet precies welke roos bedoeld wordt. Er is geen andere roos, of het is een speciale roos en het is bekend welke roos bedoeld wordt.
onbepaald: een
Een onbepaald lidwoord wordt gebruikt als het zelfstandig naamwoord (mens, dier, ding) onbekend is. Geef me 'een boek', 'Het boek' kan nu ieder boek zijn, het is niet gespecificeerd.
Richtlijnen
De volgende richtlijnen kunnen je helpen bij het bepalen van het woordgeslacht.
Let op! Er zijn altijd uitzonderingen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb