Citeren en met eigen woorden

Citeren betekent: 'overschrijven'. Als je dus gevraagd wordt te citeren, dan haal je een stukje uit de tekst letterlijk aan.

 

Je neemt dan de eerste twee woorden van een zin of zinsgedeelte over, drie puntjes en de laatste twee woorden van de zin of het zinsgedeelte. 

Op de plaats van de woorden die je niet overneemt, komen de drie puntjes.

 

Voorbeelden van een geciteerde zin:

Voorbeeld A:

"Volgens Slob moeten we fantasie zien als een mentale proeftuin, waarin ieder individu zich een verscheidenheid aan situaties voorstelt en in gedachten beleeft." (regels 62 - 66)

Voorbeeld B:

"Volgens Slob ... gedachten beleeft." (regels 62 - 66)

 

Voorbeelden van een geciteerd zinsgedeelte:

Voorbeeld C, citaat zinsgedeelte voor in de zin:

"Volgens Slob ... mentale proeftuin ..." (regels 62 - 66)

Of:

Voorbeeld D: citaat zinsgedeelte achterste deel van de zin:

"... waarin ieder ... gedachten beleeft." (regels 62 - 66)

 

  • Wees nauwkeurig en volledig!!! Denk aan hoofdletters en punten, vraagtekens en uitroeptekens. 
  • Controleer de spelling!
  • Vergeet de regelaanduiding niet! dus bijvoorbeeld: (regels 24 - 36)

 

Aandachtspunten:

Op het eindexamen kan worden gevraagd om een woord, woordgroep, zinsgedeelte of zin te citeren.

 

woord:

Citeer een woord, niet meer! Anders krijg je 0 punten!

 

woordgroep:

Citeer twee of meer woorden, maar geen zin of zinsgedeelte. Het gaat meestal om een zinsdeel.

 

zinsgedeelte:

Citeer een deel van de zin, zie voorbeelden C en D.

 

zin of zinnen:

Citeer een zin of meer zinnen als dat in de opdracht staat.  Bijvoorbeeld: "Citeer de zin die ..." = je schrijft een zin op, NIET MEER!

 

Bijvoorbeeld: "Citeer de zinnen die ..." = je citeert nu MEER DAN EEN zinnen!

 

met-eigen-woorden-vraag

Als je een vraag krijgt die je in je eigen woorden moet beantwoorden, dan mag je NIET citeren.

Je mag niet letterlijk een  zin of zinsgedeelte overschrijven, maar je mag wel woorden of termen uit de tekst gebruiken. 

 

Vaak staat er bij zo'n vraag hoeveel woorden je mag gebruiken, bijvoorbeeld: 'gebruik in je antwoord niet meer dan vijftien woorden.'

Als je dan meer dan vijftien woorden gebruikt in je antwoord, wordt er alleen gekeken naar de eerste vijftien woorden. 

Voorbeeld:

 

1p      23      Leg uit wat die zogenaamde tegenspraak inhoudt. Geef antwoord in één of meer volledige zinnen en gebruik voor je
                    antwoord niet meer dan 30 woorden. 

 

voorbeeld antwoord 1:

Als je een bokaal of prijs wint, dan heb je iets gewonnen. Dat is iets leuks. Je hebt bijvoorbeeld meegedaan aan een wedstrijd. Maar in de tekst staat duidelijk dat (30 woorden)  de schrijver negatief oordeelt over wat Van Vliet zegt.  (= 39 woorden)

 

voorbeeld antwoord 2:

Die tegenspraak houdt in dat een prijs of een bokaal  winnen meestal te maken heeft met iets positiefs/iets leuks, terwijl de schrijver in deze tekst heel duidelijk negatief is over wat Van Vliet zegt in deze tekst.  (=35 woorden - 5 = 30 woorden)

 

Voor voorbeeld-antwoord 1 wordt 0 punten toegekend. Alleen de eerste 30 woorden worden nagekeken. Het hele antwoord zou goed zijn geweest, maar de 9 woorden na 30 worden niet nagekeken.

 

Voor voorbeeld-antwoord 2 wordt 1 punt toegekend. Je krijgt met dit antwoord 1 punt want de eerste woorden zijn herhalingen van de vraag: 'Die tegenspraak houdt in dat ..." (= 5 woorden)

 

In je antwoord mag je wel woorden uit de vraag herhalen. Zo krijg je een mooiere zin en de woorden tellen toch niet mee.